Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich op 25 maart 2010 ziek gemeld vanwege nek- en rugklachten en ontving daarvoor een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde echter dat appellante met ingang van 22 maart 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellante was het hier niet mee eens en ging in beroep.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid bij de verzekeringsartsen en dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante had geen objectieve medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwden dat zij zwaarder beperkt was dan het Uwv had aangenomen. In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten en voegde zij een werkplan toe, waaruit zou blijken dat zij vrijgesteld was van de sollicitatieverplichting. De Raad oordeelde echter dat dit werkplan niet de waarde had die appellante eraan hechtte, omdat het niet door een arts was beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde medische stukken geen aanleiding gaven om de belastbaarheid van appellante te wijzigen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier J.T.P. Pot, en werd openbaar uitgesproken op 12 december 2014.