4.1.De aangevallen uitspraak is op 2 januari 2013 aan partijen verzonden. Gelet op het overgangsrecht is op het hoger beroep het vanaf 1 januari 2013 geldende procesrecht van toepassing. Het nader besluit wordt met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met artikel 8:108, van de Awb bij de beoordeling in hoger beroep betrokken.
4.2.1.Eerst is in geschil of betrokkene in het kader van zijn aanvraag om bijstand de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet tijdig te reageren op een verzoek van het college, neergelegd in de belbrief, om binnen twee werkdagen contact op te nemen.
4.2.2.Niet in geschil is dat de belbrief op dinsdag omstreeks twee uur in de brievenbus van betrokkene is achtergelaten en dat betrokkene eerst op de vrijdag van die week de belbrief heeft gezien en vervolgens pas op de maandag van de volgende week zich gemeld heeft bij de balie van de gemeente. Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellant door op het eind van die vrijdagmiddag te besluiten de aanvraag af te wijzen, te snel heeft aangenomen dat betrokkene zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden.
4.2.3.Een termijn van drie keer 24 uur na het achterlaten van een eerste schriftelijke oproep als deze in de brievenbus op het opgegeven adres, is in het algemeen niet te kort om een aanvrager van bijstand in staat te stellen daarop te reageren. Van de aanvrager, die immers geacht wordt op dat adres zijn feitelijk verblijf te hebben, mag immers worden verwacht dat hij regelmatig, doch in ieder geval eens binnen die termijn zich er van vergewist of hem in het kader van die aanvraag correspondentie van het bijstandverlenend orgaan bereikt en dan, indien nodig, onmiddellijk reageert.
4.2.4.Betrokkene heeft erkend dat hij de belbrief te laat heeft gezien doordat hij heeft nagelaten zijn brievenbus tijdig te legen. Toen hij op die vrijdag kennisnam van de belbrief, heeft hij ook niet onmiddellijk telefonisch contact opgenomen met de dienst, ofschoon dit wel kon. Dat dit voor hem vanwege geldgebrek volstrekt onmogelijk was, heeft betrokkene, mede in het licht van het hem verstrekte voorschot, niet aannemelijk gemaakt. Dit alles moet voor zijn rekening blijven.
4.2.5.De conclusie moet zijn dat anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, appellant niet onzorgvuldig heeft gehandeld door een besluit op de aanvraag te nemen drie keer 24 uur nadat de belbrief is achtergelaten. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De aangevallen uitspraak komt daarom voor vernietiging in aanmerking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad de overige beroepsgronden beoordelen.
4.3.1.Het bij verweer in hoger beroep gevoerde betoog dat geen redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek moet falen, omdat geen huisbezoek heeft plaatsgevonden. Zoals de rechtbank in hoger beroep onbestreden heeft overwogen bestond ten tijde van het besluit van 10 februari 2012 nog onduidelijkheid over de vraag of betrokkene de woning van zijn ex-partner had overgenomen of dat hij met haar een gezamenlijke huishouding voerde. Appellant was bevoegd om betrokkene op te roepen voor een gesprek om daarover duidelijkheid te geven, nu dit immers een zeer relevante omstandigheid is voor de vaststelling van het recht op bijstand. Omdat betrokkene niet tijdig heeft gereageerd op de belbrief, heeft betrokkene, anders dan de rechtbank geoordeeld heeft, de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden.
4.3.2.Betrokkene heeft in beroep subsidiair aangevoerd dat het besluit tot afwijzing van de aanvraag onevenredige gevolgen heeft voor betrokkene. Appellant had de behandeling van de aanvraag moeten opschorten en betrokkene nogmaals een termijn moeten stellen om te verschijnen. Door dat na te laten is sprake van onbehoorlijke besluitvorming.
4.3.3.Indien een betrokkene niet aan de inlichtingenverplichting voldoet, is dat een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg van het niet nakomen van die verplichting niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in welke mate de betrokkene recht op bijstand heeft. Ten tijde van het nemen van het besluit van 10 februari 2012 deed deze situatie zich voor. In een dergelijk geval is het bijstandverlenend bestuursorgaan niet gehouden zijn besluitvorming, waarvoor voldoende grondslag bestaat, op te schorten en de aanvrager nog een mogelijkheid te geven om aan zijn inlichtingenverplichting te voldoen. Hierbij is van belang dat een betrokkene onmiddellijk na dit besluit een nieuwe aanvraag kan doen. Bovendien kan betrokkene, nu het geen buitenbehandelingstelling betreft, in bezwaar, beroep en hoger beroep, de gevolgen van de schending van de inlichtingenverplichting ongedaan maken door te stellen en aannemelijk te maken dat ondanks niet tijdig verschijnen op de oproep, het recht op bijstand in de te beoordelen periode wel is vast te stellen. Appellant was dus, anders dan betrokkene betoogt, ook niet gehouden eerst met hem contact op te nemen om te informeren waarom hij niet was verschenen.