ECLI:NL:CRVB:2014:4338

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
CRvB 13-2507 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van onvoldoende medische gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen. Appellant, geboren in 1989, had op 9 juli 2012 een aanvraag ingediend vanwege psychische klachten. Het Uwv wees deze aanvraag af op 4 september 2012, omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was om vast te stellen of appellant op zijn zeventiende verjaardag arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant werd ongegrond verklaard op 7 februari 2013.

De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij tijdens zijn zeventiende en achttiende levensjaar meer dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellant had in de periode 2006/2007 gewerkt als keukenhulp, wat volgens de rechtbank zijn claim ondermijnde. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn medische situatie niet meer verantwoord kon worden vastgesteld. Hij stelde dat de diagnose PTSS de medische situatie vaststelde.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zich terecht op het standpunt had gesteld dat op basis van de beschikbare medische gegevens niet kon worden vastgesteld dat appellant op zeventienjarige leeftijd als arbeidsongeschikt moest worden aangemerkt. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden of medische stukken had overgelegd die de afwijzing van zijn aanvraag konden onderbouwen. De Raad bevestigde daarom de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken om proceskosten af.

Uitspraak

13/2507 WWAJ
Datum uitspraak: 5 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
1 mei 2013, 13/564 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J.J. van de Kerkhof, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Kerkhof. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren op [datum] 1989, heeft op 9 juli 2012 een aanvraag op grond van de Wet Wajong ingediend vanwege psychische klachten.
1.2.
Bij besluit van 4 september 2012 heeft het Uwv de aanvraag van appellant afgewezen op de grond dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om vast te stellen of er op appellants zeventiende verjaardag, en later als student, al arbeidsbeperkingen waren. Het bezwaar van appellant is bij besluit van 7 februari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het bestreden besluit houdt in dat het Uwv van oordeel is dat appellant niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een Wet Wajong uitkering. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 januari 2013, waarin dit standpunt is uitgewerkt, maakt deel uit van het bestreden besluit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat, gelet op de laattijdigheid van de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, het aan appellant is om op grond van objectieve medische informatie aan te tonen dat hij tijdens zijn zeventiende en achttiende levensjaar als gevolg van een vastgestelde ziekte of gebrek meer dan 25% arbeidsongeschikt was. Naar het oordeel van de rechtbank is appellant daarin niet geslaagd. Over de periode 2006/2007 zijn geen medische gegevens beschikbaar. Appellant is sinds 2009 onder behandeling voor zijn psychische klachten en de behandelend psychiater heeft in 2012 de diagnosen posttraumatische stressstoornis (PTSS) en psychotische stoornis NAO gesteld. De rechtbank acht het tevens van belang dat appellant ter zitting heeft verklaard dat hij in de periode 2006/2007 een jaar lang werkzaamheden heeft verricht als keukenhulp.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de medische situatie op de zeventiende verjaardag niet meer verantwoord is vast te stellen. Juist de diagnose PTSS stelt de medische situatie vast. Dat appellant in deze periode heeft gewerkt kan hem niet worden tegengeworpen, omdat PTSS zich kenmerkt door momenten van ‘functioneren’ afgewisseld met momenten van ‘instorten’.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Bij wet van 3 december 2009 (Stb. 2009, 580) is de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) met ingang van
1 januari 2010 gewijzigd. De bepalingen van de Wajong, zoals deze luidden voor
1 januari 2010 en die met betrekking tot jeugdgehandicapten voortzetting waren van de eerdere bepalingen daarover in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zijn ondergebracht in hoofdstuk 3 en de citeertitel van de wet is gewijzigd in Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het in geding zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet Wajong.
4.1.1.
Ingevolge artikel 2:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Wajong is jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk de ingezetene die aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar zal herstellen.
4.1.2.
Ingevolge artikel 2:5, eerste lid, van de Wet Wajong wordt de beoordeling van wat iemand met arbeid kan verdienen, alsmede de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en, voor zover nodig, een arbeidskundig onderzoek.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in beroep bij de rechtbank. Ten aanzien van deze beroepsgronden is de Raad van oordeel dat de rechtbank deze afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat op basis van de voorhanden zijnde (medische) gegevens niet in objectieve zin kan worden vastgesteld dat appellant op zeventienjarige leeftijd als arbeidsongeschikt dient te worden aangemerkt en de Raad onderschrijft eveneens de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd. Uit het vermelde rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is genoegzaam af te leiden dat en waarom appellant volgens het Uwv niet voldoet aan de voorwaarden die leiden tot een recht op de gevraagde uitkering. Appellant heeft in hoger beroep geen gronden aangevoerd of medische stukken overgelegd, die doen twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit op dit punt.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2014.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) I. Mehagnoul

QH