ECLI:NL:CRVB:2014:4341
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Appellant voerde aan dat het Uwv de medische en arbeidskundige beoordeling onzorgvuldig had uitgevoerd en dat zijn klachten onvoldoende waren meegewogen. Hij overhandigde medische informatie van zijn behandelend artsen ter ondersteuning van zijn standpunt. Het Uwv daarentegen verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de medische beperkingen van appellant correct had vastgesteld. De Raad vond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn conclusies op een zorgvuldige manier had onderbouwd en dat de medische informatie die appellant in hoger beroep had ingediend, niet leidde tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om passende werkzaamheden te verrichten, ondanks zijn beperkingen.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een nader onderzoek door een deskundige en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.