ECLI:NL:CRVB:2014:4342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van terugvorderingsbesluiten WIA door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de terugvorderingsbesluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 mei, 31 mei en 12 juli 2012, waartegen hij geen rechtsmiddelen had aangewend. De rechtbank had geoordeeld dat deze besluiten daardoor onaantastbaar waren geworden. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de hoogte van de terugvordering en de reden voor de onverschuldigde WIA-uitkering niet meer ter discussie konden worden gesteld.
De appellant voerde aan dat de terugvordering onrechtmatig was, omdat deze voortkwam uit fouten van het Uwv. Hij stelde dat de aflossingscapaciteit onjuist was vastgesteld, omdat hij geen vast inkomen had en kosten moest maken voor zijn beroep als internationaal chauffeur. De Raad oordeelde echter dat het Uwv de aflossingscapaciteit correct had vastgesteld, rekening houdend met de relevante regelgeving en de door de appellant aangeleverde informatie. De Raad wees erop dat de kosten die de appellant maakt voor zijn beroep en voor zijn zoon niet in aanmerking konden worden genomen bij de berekening van de aflossingscapaciteit.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2014.