Uitspraak
mr. M. Sluijs.
OVERWEGINGEN
15 oktober 2012, heeft bezwaarverzekeringsarts W.M. Koek te kennen gegeven twijfel te hebben of de verkregen informatie, mede vanwege de verschillende schrijfwijzen van de naam van appellant, betrekking heeft op één en dezelfde persoon. De opgevraagde gegevens bevatten volgens de bezwaarverzekeringsarts inconsistenties en innerlijke tegenstrijdigheden, waardoor een eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van de WAO niet kan worden vastgesteld, noch kan worden vastgesteld of er sprake is van arbeidsongeschiktheid dan wel dat deze arbeidsongeschiktheid is ingetreden in een WAO-verzekerde periode. Gelet hierop dient de aanvraag om in aanmerking te komen voor een WAO-uitkering te worden afgewezen. In overeenstemming met de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts heeft het Uwv bij besluit van 29 augustus 2012 (bestreden besluit 2) het bezwaar tegen het besluit van
30 september 2010, met vorengenoemde gewijzigde motivering, alsnog ongegrond verklaard.
A. Woerdman, moet worden vastgesteld dat er geen misverstand bestaat omtrent de persoon van appellant. Dit brengt mee dat, uitgaande van een laatste werkdag op 8 januari 1998, een eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van de WAO op 9 januari 1998 kan worden vastgesteld. Gelet op de diverse opnames gedurende de wachttijd moet appellant arbeidsongeschikt worden beschouwd, waardoor hij na ommekomst van de wachttijd in aanmerking dient te komen voor een WAO-uitkering.