ECLI:NL:CRVB:2014:4434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 1999 een WAO-uitkering ontvangt, had verzocht om herziening van haar uitkering met ingang van 2 november 2009, omdat zij meende dat er sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde oorzaak. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd in hoger beroep bevestigd.
De Centrale Raad oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de toegenomen klachten in 2009 voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak als die in 1999. De Raad wees op de rapporten van de verzekeringsarts, die concludeerden dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid voortkwam uit een nieuwe ziekteoorzaak, namelijk een hernia (HNP), en niet uit de eerder vastgestelde aspecifieke rugklachten. De Raad benadrukte dat de medische informatie die appellante had overgelegd, niet voldoende was om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv.
De uitspraak bevestigde dat er geen oorzakelijk verband was tussen de klachten in 1999 en die in 2009, en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat de herziening van de WAO-uitkering niet kon worden doorgevoerd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was.