Uitspraak
5 maart 2013, 12/4690 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant, die een WIA-uitkering aanvroeg, was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had in een besluit van 23 mei 2012 vastgesteld dat appellant met ingang van 3 juli 2012 geen recht had op een uitkering, omdat hij met inachtneming van zijn medische beperkingen geschikt werd geacht voor gangbare arbeid met een verlies aan verdiencapaciteit van 5,5%.
De rechtbank had de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv waren onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er, gezien de beschikbare medische gegevens, geen redenen waren om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De verzekeringsartsen hadden op inzichtelijke wijze onderbouwd hoe zij tot de vaststelling van de beperkingen waren gekomen. De Raad concludeerde dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant niet overschreed en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.