ECLI:NL:CRVB:2014:463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellante, die tot 1 juli 2005 een videotheek exploiteerde, ontving vanaf 5 juli 2005 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een anonieme melding dat zij werkzaamheden verrichtte in de videotheek van haar dochter, heeft het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betwist dat zij haar inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat zij op geld waardeerbare arbeid verrichtte. De Raad heeft echter geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het college. De Raad heeft vastgesteld dat appellante regelmatig in de videotheek aanwezig was en daar ook daadwerkelijk werkzaamheden verrichtte, zoals het helpen van klanten en het bijhouden van de boekhouding.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet heeft aangetoond dat zij geen productieve arbeid verrichtte en dat zij haar inlichtingenverplichting niet heeft nageleefd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of zij nog in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het verzoek van appellante om schadevergoeding is afgewezen. De proceskosten werden niet toegewezen.