ECLI:NL:CRVB:2014:529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van invaliditeit en recht op bijzondere invaliditeitsverhoging voor voormalig militair
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, een voormalig beroepsmilitair, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Defensie met betrekking tot zijn invaliditeitspensioen. De appellant was van 15 september 1993 tot en met 31 oktober 1995 beroepsmilitair en had een dienstgerelateerde psychische aandoening, waarvoor hem een invaliditeitspensioen van 70% was toegekend. De minister had echter geen verband erkend tussen de persoonlijkheidsstoornis van de appellant en zijn militaire dienst.
De Raad heeft vastgesteld dat de mate van invaliditeit van de appellant terecht op 70% is vastgesteld. Dit oordeel is gebaseerd op meerdere medische beoordelingen, waaronder die van psychiater M.J. van Weers, die geen aanleiding zagen om de invaliditeit te verhogen. De Raad heeft ook de regelgeving omtrent de bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV) in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een BIV, aangezien zijn ontslag dateert van vóór 1 januari 1998 en de regelgeving op de peildatum slechts aanspraak gaf bij een invaliditeit van ten minste 80%.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van griffier M.R. Schuurman, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2014.