ECLI:NL:CRVB:2014:59
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigde uitkering van gewezen beroepsmilitair
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigde uitkering aan een gewezen beroepsmilitair, die een maandelijkse uitkering ontving op basis van de Uitkeringswet gewezen militairen (Ugm). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Minister van Defensie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had geoordeeld dat de terugvordering van een bedrag van € 14.957,15 over de periode van 1 januari 2006 tot 1 juli 2007 niet volledig kon worden doorgezet, omdat de bonus die betrokkene had ontvangen, niet correct was toegerekend aan de juiste periode. De rechtbank stelde vast dat de bonus gelijkelijk over de periode van 1 juli 2005 tot 1 juli 2007 moest worden verdeeld, en dat de terugvorderingstermijn voor een deel was verstreken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de neveninkomsten van betrokkene, die betrekking hebben op de periode van 1 juli 2005 tot 1 juli 2007, naar evenredigheid moeten worden toegerekend aan de maanden binnen die periode. De Raad wijst erop dat de hoofdregel van artikel 5, eerste lid, van de Ugm van toepassing is, en dat er geen aanwijzingen zijn dat de inkomsten over een kalenderjaar in beschouwing moeten worden genomen. De Raad verwerpt de stelling van appellant dat de kalenderjaarbenadering van toepassing is en bevestigt dat de terugvordering van de onverschuldigde uitkering niet kan plaatsvinden voor bedragen die vóór 28 april 2006 zijn uitbetaald.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de eerdere beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en dat de Minister van Defensie wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 januari 2014.