ECLI:NL:CRVB:2014:601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld wegens geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich op 2 juli 2010 ziek meldde met maag-, darm- en hyperventilatieklachten. Appellant ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW) en heeft in de periode daarna verschillende medische onderzoeken ondergaan. De verzekeringsarts concludeerde op 16 december 2011 dat appellant met ingang van 23 december 2011 weer geschikt was voor zijn werk als monteur plafondsystemen. Het Uwv beëindigde daarop het recht op ziekengeld per die datum.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Alkmaar bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij ernstige psychische klachten had als gevolg van een traumatische gebeurtenis en dat het Uwv deze klachten niet had meegewogen in hun beoordeling. Hij stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen als onzorgvuldig te beschouwen. De Raad wees op de gedetailleerde onderzoeken en de informatie die was opgevraagd bij de GGZ. De bezwaarverzekeringsarts had ook dossieronderzoek verricht en appellant onderzocht. De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts terecht had vastgesteld dat appellant, ondanks zijn psychische klachten, belastbaar was voor zijn werk.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld van appellant had beëindigd. De uitspraak werd gedaan door J.S. van der Kolk, met K.E. Haan als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.