ECLI:NL:CRVB:2014:727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld en geschiktheid voor eigen arbeid als koerier na langdurig medicijngebruik
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ziekengeld van appellante, die als koerier werkzaam was en zich ziek meldde met diverse klachten. Appellante had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en was van mening dat zij niet in staat was haar werk te verrichten vanwege haar medicijngebruik. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts op basis van medisch onderzoek had geconcludeerd dat appellante per 25 mei 2011 weer geschikt was voor haar eigen arbeid. Het Uwv had dit besluit genomen na een zorgvuldige beoordeling van de medische gegevens en het functioneren van appellante. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, met name over de invloed van haar medicatie op haar rijvaardigheid. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzicht had in de situatie en dat er geen medische gronden waren om de eerdere conclusie te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat appellante zelf verantwoordelijk was voor haar medicatiegebruik en dat dit niet automatisch leidde tot arbeidsongeschiktheid. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststelling bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van medicatie in het functioneren van de werknemer.