ECLI:NL:CRVB:2014:74
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet WIA en medische geschiktheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante, die wegens buikklachten uitgevallen was voor haar werk als verpakkingsmedewerkster, had eerder een uitkering aangevraagd die door het Uwv was afgewezen op basis van de vaststelling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij de medische geschiktheid van appellante voor de geduide functies voldoende onderbouwd achtte.
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep opnieuw beoordeeld. Appellante voerde aan dat zij door haar aandoeningen thalassemie en endometriose meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen aanknopingspunten waren voor twijfel aan de medische geschiktheid van appellante. De rapporten van de verzekeringsartsen gaven een duidelijk beeld van haar medische situatie en de rechtbank had voldoende gemotiveerd waarom de gronden van appellante niet slagen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsartsen en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze beoordelingen.