ECLI:NL:CRVB:2014:744

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
12-5933 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke financiële situatie en onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 15 juni 2010. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie na de genoemde datum. De appellant stelde dat hij door zijn ex-echtgenote werd onderhouden, maar kon deze stelling niet met objectieve gegevens onderbouwen. Uit bankafschriften bleek dat zijn ex-echtgenote hem ook na november 2010 regelmatig geld had overgemaakt, wat de bewering van de appellant ondermijnde.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad benadrukte dat een aanvrager van bijstand de feiten en omstandigheden moet aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De appellant had niet aangetoond dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, en de leningsovereenkomst met zijn ex-echtgenote bood geen concrete terugbetalingsverplichting. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5933 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
27 september 2012, 11/3170 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.L. Plas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Namens appellant is
mr. Plas verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.A. Bouter.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 9 november 2010 gemeld voor het doen van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met als gewenste ingangsdatum
15 juni 2010. Bij brieven van 23 november 2010, 17 januari 2011 en 31 januari 2011 heeft het college om nadere informatie verzocht over hoe appellant voorafgaande aan zijn aanvraag in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Appellant heeft op 21 januari 2011 en op 3 februari 2011 informatie verstrekt. Voorts hebben medewerkers van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het adres van appellant op 24 januari 2011 een huisbezoek afgelegd. Appellant heeft verklaard dat hij een woning huurt van zijn ex-echtgenote en dat hij haar geen huur hoefde te betalen, omdat hij tot 15 juni 2010 gedetineerd was. De huur is hij nog altijd schuldig. Verder heeft zijn ex-echtgenote appellant in totaal € 1500,- in de vorm van een lening verstrekt ten behoeve van zijn levensonderhoud. Daarnaast kreeg hij weleens van vrienden gratis boodschappen. Appellant heeft een leenovereenkomst gedateerd 15 juni 2010 overgelegd.
1.2.
Bij besluit van 24 februari 2011, gehandhaafd bij besluit van 5 juli 2011 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie na 15 juni 2010. Niet is aangetoond hoe appellant met het geld van zijn ex-echtgenote in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien en als dat al moet worden aangenomen dat hierin in november 2010 verandering is gekomen. Evenmin is aannemelijk dat zijn ex-echtgenote appellant het geld heeft geleend. Appellant heeft de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden als gevolg waarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan het standpunt van appellant dat hij enige tijd in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan heeft kunnen voorzien met het geld van zijn ex-echtgenote en de gratis boodschappen van vrienden. Echter, appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hierin in november 2010 verandering is gekomen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn ex-echtgenote hem het geld heeft geleend. Uit de overeenkomst van
15 juni 2010 blijkt niet van een reële terugbetalingsverplichting. Met betrekking tot de kennelijk tussen appellant en zijn ex-echtgenote bestaande financiële verstrengeling is onduidelijk of en in welke mate die nog bestaat dan wel op welk moment die is opgehouden te bestaan.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat sprake is van een reële terugbetalingsverplichting, terwijl een lening juist een terugbetalingsverplichting impliceert. Een terugbetalingsverplichting blijkt uit zowel de leenovereenkomst van 15 juni 2010 als een gedeeltelijke aflossing van € 600,- op 17 december 2010. Na november 2010 is volgens appellant een wijziging in zijn levensonderhoud gekomen doordat zijn ex-echtgenote hem niet langer financieel kon ondersteunen. Ter zitting heeft appellant als subsidiair punt naar voren gebracht dat hij recht zou hebben gehad op aanvullende bijstand als hij had samengewoond met zijn ex-echtgenote.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het gaat in dit geding om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad inzake toepassing van artikel 43 en 44 van de WWB (uitspraak van 21 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8690) bestaat in beginsel geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
4.3.
Het college heeft appellant verzocht om informatie over zijn financiële situatie vanaf
15 juni 2010 om vast te stellen of hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, zonder onderscheid te maken naar de periode waarover appellant met terugwerkende kracht bijstand heeft gevraagd en de periode vanaf de datum waarop appellant zich heeft gemeld. Hierdoor is appellant niet in zijn belangen geschaad. De informatie over zijn financiële situatie was voor het college van belang omdat niet duidelijk was waarvan appellant in de te beoordelen periode heeft geleefd. Appellant heeft deze onduidelijkheid niet kunnen wegnemen. Appellant heeft verklaard dat hij vanaf 15 juni 2010 door zijn ex-echtgenote is onderhouden en dat zij hem na november 2010 niet meer financieel kon ondersteunen. Appellant heeft de stelling dat zijn ex-echtgenote hem vanaf november 2010 niet meer kon onderhouden niet met objectieve gegevens onderbouwd. Dit klemt temeer nu uit de door appellant verstrekte bankafschriften over de periode van 1 augustus 2010 tot en met
31 december 2010 blijkt dat zijn ex-echtgenote ook nog vanaf november regelmatig bedragen aan hem heeft overgemaakt.
4.4.
Appellant heeft aangevoerd dat een leenovereenkomst een terugbetalingsregeling impliceert. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de leenovereenkomst van 15 juni 2010 blijkt dat appellant het geld aan zijn ex-echtgenote zou dienen terug te betalen zodra hij werk heeft gevonden of een uitkering ontvangt. Deze overeenkomst duidt op een geldlening, maar brengt niet mee dat daaraan een concrete en daadwerkelijke terugbetalingsverplichting was verbonden, nu die verplichting afhankelijk was gesteld van een onzekere toekomstige gebeurtenis. De omstandigheid dat appellant inmiddels daadwerkelijk een deel van het ontvangen bedrag heeft terugbetaald maakt dit niet anders.
4.5.
Gelet op het gestelde in 4.3 en 4.4 heeft appellant onvoldoende gegevens verstrekt om het recht op bijstand te kunnen beoordelen en daarmee niet voldaan aan de op grond van artikel 17, eerste lid, van de WWB op hem rustende inlichtingenverplichting. Als gevolg daarvan is niet vast te stellen of, en zo ja in welke mate, appellant verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden. De aanvraag is terecht afgewezen. Hieruit vloeit voort dat het ter zitting opgeworpen subsidiaire standpunt van appellant geen bespreking behoeft.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2014.
(getekend) M. Hillen
(getekend) S.K. Dekker

HD