ECLI:NL:CRVB:2014:788

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
13-3604 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van bijstandsaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.K. Uppal, had een verzoek ingediend om bijstand met terugwerkende kracht per 16 november 2012, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 9 augustus 2013 een nieuw besluit genomen waarbij bijstand werd toegekend met ingang van 12 juni 2013. De voorzieningenrechter oordeelde dat het toekennen van bijstand met ingang van 12 juni 2013 niet kan worden aangemerkt als tegemoetkoming aan het oorspronkelijke verzoek van verzoeker. Dit betekent dat er geen grond was voor het toekennen van proceskosten aan verzoeker, aangezien het verzoek om voorlopige voorziening was ingetrokken omdat het spoedeisende belang was komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker afgewezen. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, met P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 maart 2014
13/3604 WWB
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om voorlopige voorziening tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2013, 13/2493 en 13/1962 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. R.K. Uppal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 juli 2013 heeft verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 21 augustus 2013 heeft mr. Uppal namens verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft op 9 oktober 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan in geval van intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat namens verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening is ingetrokken aangezien het spoedeisende belang is komen te ontvallen, doordat het college op 9 augustus 2013 een nieuw besluit op de aanvraag van verzoeker heeft genomen.
Uit de stukken blijkt dat verzoeker zich op 12 juni 2013 opnieuw heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Bij besluit van 9 augustus 2013 is aan verzoeker met ingang van 12 juni 2013 bijstand toegekend.
Het college heeft in het verweerschrift te kennen gegeven zijn standpunt ten aanzien van het besluit van 8 april 2013 ongewijzigd te handhaven.
De voorzieningenrechter ziet geen grond voor toewijzing van het verzoek. Het toekennen van bijstand met ingang van 12 juni 2013 naar aanleiding van een nieuwe aanvraag kan niet worden aangemerkt als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Daarmee wordt immers niet geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het oorspronkelijke verzoek van verzoeker om bijstand per 16 november 2012, de datum waarop hij zich heeft gemeld in het kader van de eerdere aanvraag, die heeft geleid tot het bestreden besluit van 8 april 2013.
Het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van verzoeker zal worden afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het college
te veroordelen in de proceskosten van verzoeker af.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2014.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
JvC