Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had aanvragen ingediend voor categoriale bijzondere bijstand op basis van de gemeentelijke aanvullende tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten. De aanvragen betroffen kosten voor energie, (tele-)communicatie, kledingslijtage en pedicure/manicure. De gemeente Amsterdam heeft deze aanvragen afgewezen, onder verwijzing naar een medisch advies van arts L.F.M. Fassaert, die concludeerde dat er geen medische indicatie was voor de gevraagde vergoedingen.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het onderzoek van de arts te summier was en dat er wel degelijk medische redenen waren voor de aanvragen. De Raad oordeelde echter dat het college in beginsel mocht uitgaan van het advies van de arts, tenzij er concrete aanknopingspunten waren om aan de zorgvuldigheid of inhoud van dat advies te twijfelen. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat het onderzoek van de arts onvoldoende was en dat de afwijzing van de aanvragen terecht was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 maart 2014.