ECLI:NL:CRVB:2014:812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
12-5815 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens verzuim in het verstrekken van gevraagde gegevens

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die vanaf 18 oktober 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam had appellant opgeroepen om op 6 februari 2012 op het kantoor van de DWI te verschijnen en daarbij een geldig identiteitsbewijs en bankafschriften van de laatste drie maanden mee te nemen. Appellant heeft hieraan geen gevolg gegeven, wat leidde tot de opschorting van zijn bijstand per 6 februari 2012. Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 8 februari 2012 de bijstand van appellant ingetrokken, omdat hij niet op de oproep was verschenen.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft de uitspraak van het college bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat hij op de oproep niet kon reageren omdat hij een cursus volgde en dat hij het besluit van 6 februari 2012 pas na zijn cursus had kunnen lezen, waardoor hij onvoldoende tijd had om te reageren.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet tijdig heeft gereageerd op de oproepen van de DWI en dat hij hiervoor verwijtbaar is. De Raad stelt vast dat appellant de oproepen waarschijnlijk niet heeft gezien en dat hij, indien hij dit wel had gedaan, tijdig had kunnen verzoeken om een verlenging van de hersteltermijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5815 WWB
Datum uitspraak: 4 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 september 2012, 12/1677 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014. Voor appellant is
mr. Van Heijningen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M. Mulders.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant ontving vanaf 18 oktober 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.
1.2. In verband met een onderzoek naar de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (DWI) appellant bij brief van
2 februari 2012 opgeroepen om op 6 februari 2012 op het kantoor van de DWI te verschijnen en daarbij een geldig identiteitsbewijs en bankafschriften of transactieoverzichten van de laatste drie maanden van alle bankrekeningen mee te nemen. De DWI heeft daaraan de waarschuwing toegevoegd dat de betaling van de uitkering wordt uitgesteld als appellant niet reageert op of meewerkt aan de oproep. Appellant heeft aan dit verzoek zonder bericht van verhindering geen gevolg gegeven.
1.3. Bij besluit van 6 februari 2012 heeft het college de bijstand van appellant per 6 februari 2012 opgeschort en appellant verzocht om op 8 februari 2012 om 11.00 uur op het kantoor van de DWI te verschijnen en daarbij een geldig identiteitsbewijs en bankafschriften of transactieoverzichten van de laatste drie maanden van alle bankrekeningen mee te nemen. Het college heeft daaraan toegevoegd dat de uitkering zal worden gestopt als appellant geen gevolg geeft aan deze oproep. Appellant is op 8 februari 2012 niet op het kantoor van de DWI verschenen en heeft ook geen bericht van verhindering gestuurd.
1.4. Bij besluit van 8 februari 2012 heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 6 februari 2012 ingetrokken. Bij besluit van 29 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 8 februari 2012 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij van maandag tot en met donderdag een intensieve cursus via de DWI volgde, zodat het college hem niet op woensdag 8 februari 2012, een cursusdag, had moeten oproepen. Appellant heeft ook naar voren gebracht dat hij het besluit van 6 februari 2012 pas na thuiskomst van de cursus had kunnen lezen, waardoor er een te korte hersteltermijn van minder dan twee dagen overbleef.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft tegen de opschorting van het recht op bijstand geen rechtsmiddel aangewend, zodat alleen beoordeeld hoeft te worden of de intrekking van de bijstand op
6 februari 2012 op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB in rechte stand kan houden.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van
artikel 54, vierde lid, van de WWB bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken. Niet in geschil is dat het verzuim niet is hersteld.
4.3.
Mr. Van Heijningen heeft ter zitting van de rechtbank en de Raad aangegeven dat appellant de oproepen van 2 en 6 februari 2012 waarschijnlijk niet heeft gezien en in ieder geval niet (tijdig) heeft gelezen. De gevolgen hiervan komen voor zijn rekening en risico. Als appellant dit wel had gedaan had hij de DWI tijdig kunnen melden dat hij in verband met de cursus niet op 8 februari 2012 op het aangegeven tijdstip op het kantoor van de DWI kon verschijnen en om een verlenging van de hersteltermijn kunnen verzoeken. Daarom treft appellant verwijt dat hij het verzuim niet tijdig heeft hersteld.
4.4.
Gelet hierop kunnen de overige beroepsgronden onbesproken blijven.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van
C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2014.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) C.E.M. van Paddenburgh

HD