ECLI:NL:CRVB:2014:865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor functies in het kader van WIA-uitkering na ziekte
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die sinds 1 december 2008 als medewerkster callcenter werkte en zich op 22 december 2008 ziek meldde vanwege rug-, knie- en psychische klachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv op 19 oktober 2010, werd vastgesteld dat appellante leed aan een chronische pijnstoornis en dat haar mogelijkheden en beperkingen waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Op basis van deze FML concludeerde een arbeidsdeskundige op 17 januari 2011 dat appellante geschikt was voor verschillende gangbare functies, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te weigeren, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij werd overwogen dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid ervan. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij herhaalde dat haar psychische beperkingen waren onderschat en dat de functies schadecorrespondent en snackbereider ongeschikt voor haar waren.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv de psychische beperkingen van appellante niet had onderschat en dat de medische informatie in hoger beroep geen aanleiding gaf om de eerdere besluiten te herzien. De Raad concludeerde dat appellante geschikt was voor de geselecteerde functies, en dat zelfs als de functie schadecorrespondent niet passend zou zijn, er nog voldoende andere functies beschikbaar waren. De uitspraak werd gedaan op 14 maart 2014.