ECLI:NL:CRVB:2014:888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar WGA-vervolguitkering met ingang van 18 juni 2011 had vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht naar de beperkingen van appellante en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid correct was. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat het Uwv de medische situatie van appellante niet onjuist had ingeschat. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek door het Uwv en de noodzaak voor appellanten om nieuwe relevante informatie aan te leveren in hoger beroep.