ECLI:NL:CRVB:2014:894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Gürses, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had in een besluit van 30 maart 2011 vastgesteld dat appellante per 4 maart 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had haar aanvraag afgewezen. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 23 december 2011 door het Uwv gehandhaafd, waarop appellante in beroep ging bij de rechtbank.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts onjuist of onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank vond dat de Functionele Mogelijkhedenlijst correct was ingevuld en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellante. Appellante was het niet eens met deze beslissing en herhaalde in hoger beroep haar bezwaren, waarbij zij stelde dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en dat er discrepanties waren tussen de bevindingen van haar behandelaars en die van de verzekeringsartsen.
De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere beslissing konden onderbouwen. De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, aangezien er geen twijfel bestond over de juistheid van het medisch onderzoek. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.