Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellante, die als schoonmaakster werkte, was sinds 21 januari 1999 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uwv had haar WAO-uitkering in 2007 ingetrokken, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft sindsdien meerdere keren verzocht om herkeuring, maar deze verzoeken zijn steeds afgewezen.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen toegenomen beperkingen waren op 26 januari 2011. De Raad heeft de argumenten van appellante en het rapport van de psychiater G.A. de Boer in overweging genomen. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor toegenomen beperkingen en dat de medische situatie van appellante niet is veranderd ten opzichte van eerdere beoordelingen. De Raad volgt de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, met D. Heeremans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.