ECLI:NL:CRVB:2014:919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand in verband met afkoopsom nabestaandenpensioen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Venlo. Appellanten, die sinds 2004 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben in april 2011 een afkoopsom van € 857,22 ontvangen in verband met het overlijden van de gewezen partner van appellante. Dit bedrag is niet gemeld bij het college, wat leidde tot een herziening van de bijstand over de maand april 2011 en een terugvordering van het ontvangen bedrag. Het college stelde dat de afkoopsom als inkomen moest worden aangemerkt en dat appellanten dit hadden moeten melden.
De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen deze uitspraak gekeerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellanten de ontvangst van de afkoopsom tijdig hadden moeten melden, maar dat het college de herziening van de bijstand niet correct heeft uitgevoerd. De Raad stelt vast dat de afkoopsom niet in zijn geheel aan de maand april 2011 kan worden toegerekend, maar slechts naar rato van het deel dat betrekking heeft op die maand en de daaropvolgende maanden.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond. Het college wordt opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellanten, die zijn begroot op € 2.435,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 maart 2014.