Uitspraak
OVERWEGINGEN
16 februari 2012.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat de bescheiden schaalregeling niet langer op hem van toepassing verklaarde. Het college had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaartermijn was overschreden en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn bezwaar te laat had ingediend en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant, ondanks zijn argumenten over de gevolgen van de maatregel, niet in zijn gelijk kon worden gesteld. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte toepassing van de termijnen in het bestuursrecht. De appellant had de mogelijkheid om navraag te doen bij het college over de betekenis van het besluit, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor blijft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar staan.