ECLI:NL:CRVB:2014:927

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
13-3546 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat de bescheiden schaalregeling niet langer op hem van toepassing verklaarde. Het college had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaartermijn was overschreden en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn bezwaar te laat had ingediend en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant, ondanks zijn argumenten over de gevolgen van de maatregel, niet in zijn gelijk kon worden gesteld. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte toepassing van de termijnen in het bestuursrecht. De appellant had de mogelijkheid om navraag te doen bij het college over de betekenis van het besluit, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor blijft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar staan.

Uitspraak

13/3546 WWB
Datum uitspraak: 11 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 juni 2013, 12/4737 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2014. Appellant is in persoon verschenen. Het college heeft zich, met bericht vooraf, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 15 april 2011 heeft het college de zogeheten bescheiden schaalregeling op appellant van toepassing verklaard. Bij besluit van 16 februari 2012 heeft het college besloten deze regeling met ingang van 16 februari 2012 niet langer op appellant van toepassing te verklaren.
1.2.
Appellant heeft bij brief van 16 augustus 2012 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
16 februari 2012.
1.3.
Bij besluit van 5 september 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 16 februari 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit berust op de grond dat appellant de bezwaartermijn heeft overschreden en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant niet heeft bestreden dat het bezwaar buiten de termijn is ingediend. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene bestuursrecht (Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener daarvan in verzuim is geweest. De rechtbank heeft geoordeeld dat, indien appellant niet begreep wat het besluit van 16 februari 2012 voor hem betekende, hij daar bij het college navraag naar had kunnen doen.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen deze uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil de vraag of de overschrijding van de bezwaartermijn ingevolge artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar is.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen en maakt deze tot de zijne.
4.3.
Gelet op 4.1 kan wat appellant heeft aangevoerd, dat hij zich een ‘dubbele melkkoe’ voelt omdat hij met behoud van uitkering werkt, dat feitelijk als regulier werk moet worden beschouwd, terwijl hij daarnaast nadelige gevolgen ondervindt van deze maatregel omdat hij naarmate hij meer omzet/opbrengst behaalt met zijn boekhoudwerk hij meer kosten maakt om deze inkomsten te genereren, niet tot een ander oordeel leiden.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter, in tegenwoordigheid van
S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2014.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) S.K. Dekker
ew