ECLI:NL:CRVB:2015:1025
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van Wuv- en Wubo-aanvragen met betrekking tot vervolging en oorlogsgeweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2015 uitspraak gedaan over de afwijzing van twee aanvragen van appellant op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO). Appellant, geboren in 1943 uit een gemengd huwelijk, had in juni 2012 aanvragen ingediend voor toekenning van uitkeringen op basis van deze wetten. De aanvragen werden afgewezen omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat appellant vervolging had ondergaan in de zin van de Wuv, en dat er geen sprake was van onderduik of andere oorlogsgebeurtenissen die onder de Wubo zouden vallen.
De Raad overwoog dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de kraamkliniek Spes Viva ondergedoken was, en dat zijn oorlogsomstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om gelijkgesteld te worden met vervolgden. De getuigenverklaringen en het sociaal rapport gaven aan dat appellant niet in een onderduiksituatie verkeerde. De Raad concludeerde dat verweerder met zijn beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet had overschreden en dat de bestreden besluiten in rechte stand hielden. De beroepen van appellant werden ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.