Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 27 juni 2008 een toeslag ontving op basis van de Toeslagenwet (TW), had in 2011 gemeld dat hij was getrouwd. Ondanks deze melding ontving hij tot 19 april 2011 ten onrechte een toeslag voor ongehuwden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de appellant in 2012 geïnformeerd dat hij teveel toeslag had ontvangen en dat dit bedrag van hem teruggevorderd zou worden. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
De appellant voerde aan dat er geen formele intrekking van de toeslag had plaatsgevonden en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij recht had op de toeslag. Het Uwv stelde echter dat de appellant, gezien zijn veranderde gezinssituatie, niet meer in aanmerking kwam voor de toeslag. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij geen recht meer had op de toeslag voor ongehuwden, aangezien hij gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van zijn echtgenote.
De Raad bevestigde dat het Uwv de toeslag terecht had teruggevorderd op basis van de relevante artikelen van de TW. De rechtbank had terecht overwogen dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een toeslag voor gehuwden of ongehuwden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.