Uitspraak
21 februari 2013, 12/3037 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1996 wegens psychische klachten arbeidsongeschikt is. Aanvankelijk was haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 80 tot 100%, maar na een heronderzoek in 2008 werd dit verlaagd naar 55 tot 65%. In 2011 trok het Uwv haar uitkering in, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen door de verzekeringsarts zijn onderschat en dat zij niet in staat is de voor haar geselecteerde functies uit te oefenen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de beperkingen van appellante zorgvuldig zijn vastgesteld en dat er geen nieuwe medische informatie is die haar standpunt ondersteunt. De Raad concludeerde dat appellante in staat is de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde functies, en dat het Uwv op voldoende wijze de herziening van de uitkering heeft gemotiveerd. De uitspraak werd gedaan op 3 april 2015.