ECLI:NL:CRVB:2015:1076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor medische rapportagekosten in verband met vergunningaanvraag voor woninguitbouw
In deze zaak gaat het om de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van een medische rapportage die appellant heeft laten opmaken in het kader van een vergunningaanvraag voor de uitbouw van zijn woning. Appellant, geboren in 1947, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van de rapportage, die vóór de indiening van de aanvraag waren gemaakt en betaald. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijke kosten onder artikel 35, eerste lid, van de WWB konden worden aangemerkt. Het college stelde dat de WWB en de gemeentelijke beleidsregels zich verzetten tegen bijstandsverlening voor kosten die vóór de aanvraag zijn gemaakt, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die afwijking van deze regels rechtvaardigden.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de uitbouw en de bijbehorende rapportage niet tot de noodzakelijke kosten van bestaan behoren. Appellant heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bestreden en gevorderd om wettelijke rente. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de kosten vóór de aanvraag zijn gemaakt en dat er geen reële schuld in dit verband is. De Raad concludeert dat appellant geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de medische rapportagekosten, omdat deze kosten niet noodzakelijk zijn en er geen bijzondere omstandigheden zijn die bijstandsverlening rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.