ECLI:NL:CRVB:2015:109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
13-5608 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Michielsen, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 30 mei 2012, waarbij zijn WAO-uitkering per 31 juli 2012 was herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit was door het Uwv ongegrond verklaard in een besluit van 17 oktober 2012.

De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn psychische stoornis leidt tot verdergaande medische beperkingen dan door de verzekeringsarts was aangenomen. Hij verwees naar een schrijven van de psychiatrische instelling Bavo Europoort van 18 juni 2013 ter onderbouwing van zijn standpunt. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de hoger beroepsgronden voornamelijk een herhaling waren van de gronden die in eerste aanleg waren aangevoerd en dat de rechtbank deze terecht had verworpen. De Raad bevestigde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 mei 2012 een deugdelijke medische grondslag had en dat de arbeidskundige grondslag ook voldoende was onderbouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

13/5608 WAO
Datum uitspraak: 23 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
22 augustus 2013, 12/5170 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.J. Michielsen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2014. Namens appellant is zijn gemachtigde verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.K. Dekker.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 30 mei 2012 heeft het Uwv de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 31 juli 2012 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 17 oktober 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het besteden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn psychische stoornis leidt tot verdergaande medische beperkingen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Appellant heeft voor onderbouwing van zijn standpunt gewezen op een schrijven van de psychiatrische instelling Bavo Europoort van 18 juni 2013.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
De hoger beroepsgronden vormen voornamelijk een herhaling van de gronden die appellant in eerste aanleg heeft aangevoerd. Die gronden heeft de rechtbank terecht verworpen.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank erop gewezen dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 mei 2012 is opgesteld nadat op verzoek van de verzekeringsarts een rapport door H. Kondakҫi, psychiater, was uitgebracht. Met inachtneming daarvan heeft de verzekeringsarts beperkingen in de FML opgenomen voor psychisch belastende activiteiten. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit is voorzien van een deugdelijke medische grondslag. Uit het schrijven van 18 juni 2013 van W. van Bergem, als sociaal psychiatrisch verpleegkundige verbonden aan Bavo Europoort, is niet af te leiden dat de FML een onjuist beeld geeft van de beperkingen van appellant op de datum in geding voor het verrichten van arbeid.
4.3.
De rechtbank heeft evenzeer met juistheid gesteld dat het bestreden besluit ook van een deugdelijke arbeidskundige grondslag is voorzien. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat de in het kader van het arbeidskundig onderzoek door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan appellant voorgehouden functies, die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, zijn aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de voor appellant in de FML van 2 mei 2012 vastgestelde beperkingen.
4.4.
Gezien hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2015.
(getekend) D.J. van der Vos
(getekend) M. Crum

QH