ECLI:NL:CRVB:2015:109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Michielsen, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 30 mei 2012, waarbij zijn WAO-uitkering per 31 juli 2012 was herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit was door het Uwv ongegrond verklaard in een besluit van 17 oktober 2012.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn psychische stoornis leidt tot verdergaande medische beperkingen dan door de verzekeringsarts was aangenomen. Hij verwees naar een schrijven van de psychiatrische instelling Bavo Europoort van 18 juni 2013 ter onderbouwing van zijn standpunt. Het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de hoger beroepsgronden voornamelijk een herhaling waren van de gronden die in eerste aanleg waren aangevoerd en dat de rechtbank deze terecht had verworpen. De Raad bevestigde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 mei 2012 een deugdelijke medische grondslag had en dat de arbeidskundige grondslag ook voldoende was onderbouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.