6.1.De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en was aanwezig bij de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b onderschrijft de bevindingen van de verzekeringsarts, die verkregen zijn na zorgvuldig (medisch) onderzoek. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de ingebrachte medische informatie geen nieuwe medische feiten of omstandigheden bevat die aanleiding geeft terug te komen van de eerdere beoordeling in 2018. Uit de taken die eiseres in het dagelijks leven als moeder vervult, blijkt dat zij minimaal 4 uren per dag actief kan zijn. Dat zij daarbij voor sommige aspecten hulp heeft van derden, doet daar niet aan af. De aandoening ADHD, waarvan de diagnose recent is vastgesteld, was wellicht ook eerder aanwezig. De op haar 18e jaar aanwezige symptomen en beperkingen die aan deze diagnose kunnen worden toegeschreven, zijn echter al meegewogen in de eerdere beoordeling. De depressie is inmiddels hersteld. Gezien de behandelingen bij de psycholoog (voor de ADHD) en bij de revalidatie en pijnzorg (voor de fybromyalgie en chronische pijn) is geen sprake van duurzaamheid van de beperkingen. De hartklachten zijn van na de 18e verjaardag en kunnen hierdoor geen wijziging brengen in de vastgestelde beperkingen op die datum. Van de recent vastgestelde nek- en rugafwijkingen en astma en overige fysieke klachten is niet vast te stellen dat die destijds op het 18e levensjaar al aanleiding zouden zijn tot het aannemen van meer beperkingen of toename daarvan in de 5 jaar daarna. De verzekeringsarts b&b ziet daarom geen aanleiding voor een andere visie op de beperkingen en de mogelijkheden van eiseres. Zij kan een uur aaneengesloten werken, is minimaal 4 uur per dag belastbaar, beschikt in medische zin over basale werknemersvaardigheden en is in staat tot het uitvoeren van taken. Het eerder vastgestelde arbeidsvermogen is niet verloren gegaan, nu niet en ook niet binnen 5 jaar na de 18e verjaardag van eiseres.
7. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen en niet gedragen wordt door de motivering. Zij stelt dat zij geen arbeidsvermogen heeft en had gedurende de 5 jaar na haar 18e verjaardag, omdat zij niet 4 uur per dag actief kan zijn en ook niet 1 uur aaneengesloten kan werken. Zij is weliswaar moeder geworden, maar daaruit volgt niet zondermeer dat zij 4 uur per dag arbeidsvermogen heeft. Het UWV heeft namelijk geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiseres hulp heeft bij haar moederschap. Daarnaast blijkt volgens eiseres uit de medische stukken dat zij op haar 18e al kampte met hypertensie en hartkloppingen (hartklachten), depressie en chronische pijn als gevolg van haar nek- en rugaandoening. Eiseres betwist het standpunt van de verzekeringsarts, dat de duurzaamheid van deze aandoeningen niet vast staat.
Overwegingen van de rechtbank
8. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht; Awb), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak).De aanvraag van eiseres is aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het besluit van 12 september 2018 en de beslissing op bezwaar van 15 februari 2019 en als een Amberverzoek.
Verzoek om terug te komen (artikel 4:6 Awb)
9. Het UWV heeft op het verzoek van eiseres om terug te komen van het besluit van 12 september 2018 en de beslissing op bezwaar van 15 februari 2019 beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden zal worden getoetst of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven het besluit van 12 september 2018 en de beslissing op bezwaar van 15 februari 2019 te herzien. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Is er sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden?