ECLI:NL:CRVB:2015:1091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering herziening WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek om herziening van de WAO-uitkering werd afgewezen. Appellante ontving voorheen een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% vanwege beperkingen aan het houdings- en bewegingsapparaat. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellante in de periode van 9 februari 2012 tot 29 maart 2012 80 tot 100% arbeidsongeschikt was, maar besloot de uitkering per 29 maart 2012 te verlagen naar 15 tot 25%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er sprake was van toegenomen klachten na 29 september 2008, en overhandigde medische stukken ter ondersteuning van haar standpunt. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beroepsgrond van appellante niet slaagde, omdat de in geding zijnde datum 29 maart 2012 was en de eerdere uitspraak van de rechtbank niet was aangevochten. De Raad bevestigde dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 april 2012 correct waren vastgesteld en dat de door appellante overgelegde stukken geen aanleiding gaven om tot een ander oordeel te komen.
De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellante passend waren en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en het Uwv werd opgedragen het betaalde griffierecht aan appellante te vergoeden.