ECLI:NL:CRVB:2015:1118

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
13-6820 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die als huishoudelijke hulp en receptionist/telefonist heeft gewerkt, is sinds 2010 arbeidsongeschikt door rug- en knieklachten, en later ook door psychische klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde de WIA-uitkering. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een herbeoordeling. In beroep herhaalde appellante haar gronden en voegde informatie toe van een behandelend instituut, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en de medische situatie van appellante correct had beoordeeld. In hoger beroep werd de eerdere uitspraak bevestigd, waarbij de Raad oordeelde dat de FML en de geschiktheid van de functies voldoende waren aangetoond. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

13/6820 WIA
Datum uitspraak: 8 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
11 november 2013, 13/1010 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Smit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2015. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A. Ruis.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is werkzaam geweest als huishoudelijke hulp. Op 15 december 2010 is zij voor dit werk uitgevallen wegens rug- en knieklachten. Daarnaast was appellante werkzaam als receptionist/telefonist. Voor deze werkzaamheden is zij met ingang 17 september 2012 uitgevallen wegens psychische klachten. In verband met volbrengen van de wachttijd heeft een beoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante is onderzocht door een verzekeringsarts, die in zijn rapport van 10 oktober 2012 tot de conclusie is gekomen dat appellante als gevolg van knie-, rug- en linkerhandklachten, alsmede psychische klachten, beperkingen heeft. Deze beperkingen heeft hij weergegeven in een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 oktober 2012. Vervolgens is een arbeidsdeskundige in haar rapport van 18 oktober 2012 tot de conclusie gekomen dat appellante niet meer geschikt is voor haar gecombineerde werk van huishoudelijke hulp en telefoniste/receptioniste, maar nog wel voor een zestal andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft zij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante berekend op minder dan 35%. In overeenstemming met dit rapport heeft het Uwv bij besluit van 5 november 2012 vastgesteld dat appellante met ingang van 12 december 2012 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.2.
Tegen dat besluit heeft appellante bezwaar gemaakt, waarbij zij heeft gesteld dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Voorts heeft zij gesteld dat na het medisch onderzoek door de verzekeringsarts haar medische situatie is verslechterd en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor haar zijn.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 februari 2013, nadat hij appellante had gezien, vastgesteld dat appellante meer beperkingen heeft dan in de FML van 10 oktober 2012 zijn opgenomen. Op 12 februari 2013 heeft hij dan ook deze FML aangepast. Mede op basis van deze aangepaste FML is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 1 maart 2013 tot de conclusie gekomen dat drie van de zes voor appellante geselecteerde functies niet meer geschikt zijn voor haar. Op basis van de resterende drie functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante berekend op eveneens minder dan 35%. Nadat appellante in de gelegenheid was gesteld te reageren op de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben deze arts en arbeidsdeskundige in afzonderlijke rapporten van 26 maart 2013 te kennen gegeven dat deze reactie geen aanleiding vormt een ander standpunt in te nemen. Bij besluit van 27 maart 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. In beroep heeft appellante de in bezwaar naar voren gebrachte gronden herhaald. Ter ondersteuning van haar standpunt dat zij meer beperkingen heeft, heeft zij informatie overgelegd van Dimence, Centrum Bipolaire Stoornissen. Op deze informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd met een rapport van 10 september 2013.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft ingesteld, dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de op 12 februari 2012 vastgestelde FML en dat de geschiktheid van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies voldoende is aangetoond. Een beroep van appellante op een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 4 september 2012 heeft de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 4 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1647, verworpen.
4. Naast herhaling van haar gronden heeft appellante er in hoger beroep op gewezen dat haar met ingang van 12 augustus 2013 een WGA-uitkering is toegekend.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een zorgvuldig onderzoek ingesteld naar de lichamelijke en psychische klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Daartoe wordt overwogen dat hij bij zijn beoordeling de beschikking heeft gehad over informatie uit de behandelend sector en dat hij appellante tijdens de hoorzitting heeft gezien. In de FML van 12 februari 2013 zijn, naast de beperkingen voortvloeiende uit de fysieke klachten van appellante, beperkingen opgenomen als gevolg van haar depressieve stoornis. Op grond van de beschikbare medische gegevens kan niet worden geoordeeld dat daarmee te weinig beperkingen zijn opgenomen in deze FML. De stelling van appellante dat zij tevens beperkingen heeft als gevolg van een bipolaire stoornis heeft deze arts voldoende weerlegd in zijn rapport van 10 september 2013. Gelet op het vorenstaande wordt het oordeel van de rechtbank, dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust, onderschreven. De omstandigheid dat appellante met ingang van 12 augustus 2013 wederom een WGA-uitkering is toegekend, leidt niet tot een ander oordeel.
5.2.
Het oordeel van de rechtbank dat, uitgaande van de op 12 februari 2013 vastgestelde FML, de geschiktheid van de functies voldoende is aangetoond, wordt eveneens onderschreven. Daartoe wordt verwezen naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 maart 2013.
5.3.
Gelet op de overwegingen 5.1 en 5.2 wordt geoordeeld dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) H.J. Dekker
IvR