ECLI:NL:CRVB:2015:1118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die als huishoudelijke hulp en receptionist/telefonist heeft gewerkt, is sinds 2010 arbeidsongeschikt door rug- en knieklachten, en later ook door psychische klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde de WIA-uitkering. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een herbeoordeling. In beroep herhaalde appellante haar gronden en voegde informatie toe van een behandelend instituut, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en de medische situatie van appellante correct had beoordeeld. In hoger beroep werd de eerdere uitspraak bevestigd, waarbij de Raad oordeelde dat de FML en de geschiktheid van de functies voldoende waren aangetoond. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.