ECLI:NL:CRVB:2015:112
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na bedrijfsongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd afgewezen. Appellant, die als machine-operator werkte, viel op 30 oktober 2009 uit met rug- en psychische klachten na een bedrijfsongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na onderzoek dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 10 februari 2012.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij de medische en arbeidskundige grondslagen van het Uwv onderschreef. Appellant voerde aan dat hij meer beperkt was dan het Uwv aannam, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die dit kon onderbouwen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv juist waren. De Raad oordeelde dat appellant geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere conclusies konden weerleggen.
De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2015, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.