ECLI:NL:CRVB:2015:1163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van toeslag ingevolge de Toeslagenwet en de beoordeling van bijzondere gevallen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW) aan appellante, die op 8 maart 2013 een aanvraag indiende. De Raad overwoog dat volgens de TW het recht op toeslag niet kan worden vastgesteld voor perioden die meer dan één jaar voor de aanvraagdatum liggen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag van appellante rechtvaardigden. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar situatie ten onrechte niet als bijzonder werd aangemerkt. Ze voerde aan dat ze door onjuiste informatie van een arbeidsdeskundige van het Uwv op het verkeerde been was gezet, wat haar had weerhouden van een tijdige aanvraag.
De Raad oordeelde dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een bijzonder geval. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak en concludeerde dat onbekendheid met de regels op zichzelf geen reden is om een uitzondering te maken. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.