Uitspraak
OVERWEGINGEN
30 maart 2009 een WIA-uitkering is geweigerd. Van herleving van het recht op een
WIA-uitkering is geen sprake. De verzekeringsarts heeft appellant niet gevolgd in zijn claim dat hij volledig arbeidsongeschikt is, omdat geen sprake is van een situatie zoals beschreven in de standaard Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden (GDBM). De verzekeringsarts acht appellant vanwege zijn beperkingen op psychisch en fysiek vlak beperkt belastbaar. Het verlies aan verdiencapaciteit is door de arbeidsdeskundige berekend op 19,61%.
31 januari 2012 van de verzekeringsarts en bij rapport van 6 juni 2012 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gerapporteerd dat appellant niet gevolgd kan worden in zijn claim dat hij volledig arbeidsongeschikt is omdat geen sprake is van een situatie zoals beschreven in de standaard GDBM. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 juni 2012 blijkt voorts dat zij de (ook reeds in bezwaar) naar voren gebrachte claim van appellant dat hij vanwege zijn klachten en de omstandigheid dat hij lang buiten het arbeidsproces is geweest niet fulltime kan werken heeft meegewogen bij haar beoordeling. Zij heeft in het gestelde in bezwaar geen argumenten gezien om af te wijken van het standpunt van de verzekeringsarts. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de brief van Balraadjsing van
26 juni 2013 gerapporteerd dat daaruit geen nieuwe gezichtspunten naar voren zijn komen ten opzichte van de eerder in bezwaar ingezonden en meegewogen informatie van 28 mei 2012. Over de gestelde beperkingen ten aanzien van herinneren, aandacht en concentratie overweegt de Raad dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze, ter hoorzitting reeds naar voren gebrachte klachten, heeft beoordeeld en dat de verzekeringsarts noch de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij onderzoek cognitieve beperkingen hebben vastgesteld. Appellant heeft in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd die zijn standpunt kunnen onderbouwen of aanleiding kunnen zijn voor een andersluidend oordeel. De enkele stelling van appellant dat hij niets heeft bemerkt van een afname van zijn beperkingen sedert 2009 is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv.