ECLI:NL:CRVB:2015:1172
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- C.G. Kasdorp
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na bedrijfsongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die als heftruckchauffeur en koerier werkte, is op 24 november 2010 uitgevallen door een bedrijfsongeval, waarbij hij letsel aan zijn linkervoet, linkerheup en onderrug heeft opgelopen. Na het ongeval heeft hij ook last gekregen van spanningsklachten en maagklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 21 november 2012 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat er bij appellant sprake was van rugbeperkingen, maar niet in de mate die appellant claimde. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch oordeel van het Uwv niet onjuist was en dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies geschikt waren voor appellant.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat zijn beperkingen te licht zijn ingeschat en dat hij lijdt aan een chronisch pijnsyndroom. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd dat er geen aanknopingspunten zijn om appellant zwaarder beperkt te achten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.