ECLI:NL:CRVB:2015:1178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsongeschiktheid en toegenomen beperkingen in de WAO
Op 13 april 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich in 1999 ziek meldde na klachten van pijn aan de voeten, rug-, long- en oogklachten, alsook psychische klachten. Appellant ontving een WAO-uitkering van 25 tot 35% en na herbeoordelingen door het Uwv werd deze mate van arbeidsongeschiktheid bevestigd. In 2011 meldde appellant een verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv concludeerde dat er geen toename van beperkingen was en dat de WAO-uitkering niet gewijzigd zou worden. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvocht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden van appellant in hoger beroep voornamelijk herhalingen waren van eerdere argumenten die al door de rechtbank waren besproken. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen in de zin van artikel 39a van de WAO. De Raad concludeerde dat het Uwv geen verdere beoordeling door een arbeidsdeskundige hoefde uit te voeren, gezien de aangevoerde gronden van appellant. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.