ECLI:NL:CRVB:2015:1183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA en medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als objectleider werkte, had zich ziek gemeld vanwege diverse klachten en verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 14 februari 2013 niet meer recht had op een uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd waarom er geen noodzaak was voor het aannemen van beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van appellant. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende had gemotiveerd dat de informatie van de behandelend sector geen aanleiding gaf tot meer beperkingen dan in de FML waren opgenomen. De geselecteerde functies werden als passend beoordeeld, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.