ECLI:NL:CRVB:2015:1185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering langdurigheidstoeslag wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de langdurigheidstoeslag van appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 15 juni 2009 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar er ontstond twijfel over zijn woon- en leefsituatie na een melding van een medewerker van Woningbouwvereniging WoonFriesland. De sociale recherche voerde een onderzoek uit, waaruit bleek dat appellant mogelijk een gezamenlijke huishouding voerde met zijn vriendin B. Dit leidde tot een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland om de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de langdurigheidstoeslag terug te vorderen. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellant en B in de relevante periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze gezamenlijke huishouding niet te melden. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de langdurigheidstoeslag terecht waren.