ECLI:NL:CRVB:2015:1186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van het participatiebudget door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag van € 2.441.707,- door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De staatssecretaris vorderde dit bedrag terug op basis van het feit dat er in 2009 geen prestatie was gerealiseerd die als besteding kon worden aangemerkt volgens het baten- en lastenstelsel van de Wet participatiebudget (Wpb). De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van het college tegen het besluit van de staatssecretaris gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep deze uitspraak vernietigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht het bedrag heeft teruggevorderd, omdat de verantwoording van de besteding van het participatiebudget niet voldeed aan de eisen van de Wpb. De Raad oordeelde dat de prestatie, die in het kader van de Wpb moest worden geleverd, niet in 2009 was gerealiseerd, ondanks dat er wel een samenwerkingsovereenkomst was gesloten en betalingen waren gedaan. De Raad benadrukte dat het tijdstip van betaling niet relevant is voor de beoordeling van de prestatie in het kader van het baten-lastenstelsel.
De Raad concludeerde dat de terugvordering dwingendrechtelijk is voorgeschreven en dat er geen ruimte is voor een toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 14 april 2015.