ECLI:NL:CRVB:2015:1195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand wegens onvoldoende duidelijkheid over woon- en leefsituatie en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft appellante op 23 oktober 2012 een aanvraag ingediend voor bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 3 december 2012 afgewezen, omdat appellante haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen. Appellante had een huurcontract overgelegd voor een adres waar zij tijdelijk niet kon verblijven en verklaarde feitelijk bij een vriendin in Rotterdam te verblijven, maar kon geen verdere details over deze vriendin geven. Hierdoor kon het college niet vaststellen of appellante in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 21 augustus 2013 het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante onvoldoende aannemelijk had gemaakt waar zij daadwerkelijk verbleef, wat leidde tot onduidelijkheid over haar woonsituatie. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat het recht op bijstand kan worden vastgesteld nu het adres van de vriendin bekend is en dat zij de ontbrekende informatie alsnog kan verstrekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad benadrukte dat een aanvrager de feiten en omstandigheden moet aannemelijk maken die tot inwilliging van de aanvraag nopen. Aangezien appellante niet aan de wettelijke inlichtingenverplichting voldeed, kon niet worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.