ECLI:NL:CRVB:2015:1271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstand op basis van vermogensgrens en feitelijk gebruik van een auto
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de weigering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan betrokkene, die een aanvraag had ingediend. De appellant, het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, had de aanvraag afgewezen omdat betrokkene volgens hen beschikte over een vermogen dat de vrij te laten grens overschreed. Betrokkene had een auto, een Skoda, en had deze ingeruild voor een Volkswagen, die op haar naam stond geregistreerd, maar waarvan de vader de kosten had gedragen.
De Raad heeft vastgesteld dat in de eerste periode, van 29 september tot en met 30 september 2012, de Volkswagen tot het vermogen van betrokkene behoorde, omdat zij feitelijk de beschikking over de auto had. In de tweede periode, van 1 oktober tot en met 26 oktober 2012, was de situatie anders, omdat de vader de kosten van de Volkswagen droeg en de auto op zijn naam stond geregistreerd. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat betrokkene over de Volkswagen kon beschikken in de tweede periode, waardoor zij recht had op bijstand voor die periode.
De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, waarbij de Raad oordeelde dat betrokkene recht had op bijstand van 6 september 2012 tot en met 28 september 2012 en met ingang van 1 oktober 2012. De Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de proceskosten niet toegewezen.