ECLI:NL:CRVB:2015:1274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van verzuim in het verstrekken van gevraagde gegevens
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving vanaf 1 juni 2012 bijstand, maar heeft verzuimd om binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens en bewijsstukken te verstrekken. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstand opgeschort en uiteindelijk ingetrokken, omdat appellante niet aan haar verplichtingen voldeed. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet aanleveren van de gevraagde gegevens, omdat zij in het buitenland verbleef voor medische verzorging. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het risico van het verblijf in het buitenland voor rekening van appellante komt. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellante niet tijdig de gevraagde informatie heeft verstrekt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de opgevraagde gegevens relevant waren voor de beoordeling van het recht op bijstand.
De Raad concludeert dat aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand is voldaan en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.