ECLI:NL:CRVB:2015:131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich op 6 september 2010 ziek meldde wegens psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 3 september 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en zijn bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts niet onjuist waren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, waarbij hij stelde dat hij geen benutbare mogelijkheden had om arbeid te verrichten. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant in essentie een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de verzekeringsartsen terecht hadden vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid.
De Raad bevestigde dat de informatie van de behandelend psychiater geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De medische geschiktheid van de geduide functies was voldoende gemotiveerd. Aangezien het hoger beroep niet slaagde, werd de aangevallen uitspraak bevestigd en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.