ECLI:NL:CRVB:2015:1350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van verzekeringsgeneeskundig onderzoek in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die in eerste instantie was vastgesteld op 36,26%. Het Uwv had deze mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, maar de Raad oordeelde dat er ook een arbeidskundige beoordeling had moeten plaatsvinden conform artikel 6 van de Wet WIA. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat de Raad onterecht vond.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in hoger beroep alsnog een arbeidskundige beoordeling heeft verricht, waaruit bleek dat appellant met de vastgestelde beperkingen in staat was om bepaalde functies te vervullen. De Raad heeft het besluit van het Uwv herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 42,55%, met een bijbehorende verdiencapaciteit van € 1.934,01 per maand. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in hoger beroep toegewezen aan het Uwv, die in totaal € 2.092,37 bedragen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van zowel de medische als de arbeidskundige aspecten bij de vaststelling van arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA. De Raad heeft geoordeeld dat de eerdere besluiten van het Uwv niet voldoende rekening hielden met de arbeidskundige kant van de schatting, wat heeft geleid tot de herziening van de arbeidsongeschiktheid van appellant.