ECLI:NL:CRVB:2015:1412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering na toename van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die in 2002 uitviel voor zijn werk als slager en taxichauffeur door letsel aan zijn linker heup, had verzocht om een WAO-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder geweigerd om appellant met ingang van 6 december 2003 in aanmerking te brengen voor een uitkering, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen deze beslissing.
In 2009 meldde appellant dat zijn gezondheid was verslechterd, maar het Uwv weigerde opnieuw een uitkering, wederom met de conclusie dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft in 2011 opnieuw contact opgenomen met het Uwv, wat leidde tot een besluit in 2012 om hem geen WAO-uitkering toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat er sprake was van een toename van beperkingen die hadden moeten leiden tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan 15%. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.