ECLI:NL:CRVB:2015:1426
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van aanvullende bijstand met terugwerkende kracht in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de afwijzing van aanvullende bijstand met terugwerkende kracht op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante, die bijstand ontving als alleenstaande ouder, had verzocht om aanvullende bijstand omdat haar kinderalimentatie op nihil was gesteld. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De Raad stelt vast dat appellante vanaf 1 januari 2008 geen alimentatie meer ontving, maar dat zij dit niet tijdig aan het college heeft doorgegeven. Het college had op basis van de bestaande regelgeving geen aanleiding om de bijstand met terugwerkende kracht te verhogen, omdat appellante niet had aangetoond dat zij in de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2012 in financiële problemen verkeerde. De Raad wijst erop dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de hoofdregel wordt afgeweken, namelijk dat bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden verleend.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, omdat appellante niet heeft aangetoond dat zij niet in haar noodzakelijke kosten kon voorzien. De Raad concludeert dat het college terecht heeft geweigerd om de bijstand aan te passen en dat de afwijzing van de aanvullende bijstand met terugwerkende kracht terecht is gedaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 mei 2015.