ECLI:NL:CRVB:2015:1508
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 maart 2012, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 18 januari 2012 recht had op een WGA-uitkering, maar dat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
Appellante voerde aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat haar ernstige psychische stoornis niet voldoende was meegewogen. Ze stelde dat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) geen rekening hield met haar psychische en lichamelijke toestand. Het Uwv daarentegen, vertegenwoordigd door mr. M.J.H.M. Fuchs, verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
De Raad beoordeelde de argumenten van appellante en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsartsen. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat werd geacht om bepaalde werkzaamheden te verrichten. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend waren en dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de proceskostenveroordeling af.