ECLI:NL:CRVB:2015:1629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid tot arbeid van een appellante met psychische klachten na beëindiging van het dienstverband
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als medewerkster bedrijfscatering werkte, had zich op 10 oktober 2012 ziek gemeld vanwege nek-, schouder- en armklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar ziekengeld per 6 maart 2013 beëindigd, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar werkzaamheden. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar lichamelijke en psychische klachten haar belemmerden om haar eigen werk te doen, en zij overhandigde een verklaring van i-psy waarin een diagnose van depressie werd gesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de belastbaarheid van appellante. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep ingediende gegevens van i-psy geen wezenlijk ander beeld gaven van de psychische klachten van appellante dan al bekend was. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts de specifieke deskundigheid heeft om de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen op basis van de beschikbare gegevens.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 13 mei 2015.