Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn aanvraag voor een WW-uitkering. Appellant heeft van 9 november 2009 tot en met 31 januari 2011 gewerkt en heeft op 1 februari 2011 een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellant eerder gevraagde gegevens niet had verstrekt. Appellant heeft vervolgens van 23 mei 2011 tot en met 30 november 2011 gewerkt en heeft op 13 september 2012 opnieuw een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering per 1 februari 2011. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant tot en met 28 februari 2011 geen recht had op een uitkering, maar hem per 1 maart 2011 wel in aanmerking bracht voor een WW-uitkering.
Appellant heeft op 21 oktober 2012 een nieuwe aanvraag gedaan voor een WW-uitkering per 1 december 2011, maar het Uwv heeft bepaald dat de uitkering over de periode van 1 december 2011 tot en met 16 maart 2012 niet tot uitbetaling komt, omdat deze periode meer dan 26 weken voor de aanvraagdatum ligt en er geen bijzonder geval aanwezig is. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er geen sprake was van een bijzonder geval.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het indienen van zijn aanvraag en dat zijn veronderstelling dat hij moest wachten op een beslissing van het Uwv niet opgaat. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.